Een 80-jarige patiënte wordt opgenomen op de spoedeisende hulp met een verminderd bewustzijn. Voorafgaand aan de bewustzijnsdaling klaagde zij van hoofdpijn en slaperigheid. Zij is bekend met diabetes mellitus type 2, waarvoor zij onder controle is bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Over het algemeen is haar diabetes goed gereguleerd. Zij is verder onder behandeling voor hypertensie. Op de SEH zie je een patiënte die nu weer aanspreekbaar is, maar matig adequaat reageert op vragen en gedurende de anamnese af en toe lijkt in te dutten. Patiënte is erg mager en blijkt 45 kg te wegen. Je besluit om een lab en een arterieel bloedgas af te nemen, de belangrijkste uitslagen zijn hieronder vermeld.
Wat is er bij deze patiënte aan de hand?
Lab:
Arterieel bloedgas:
CRP: 6
pH: 7,270
Glucose: 4,9
HCO3-: 12.4
Kreatinine:80 umol/L
pCO2: 4.6
eGFR: 60 ml/min/1.73m2
pO2: 3.9
Ureum: 11,9 mmol/L
Kalium: 3.5
Albumine: 49
Natrium: 137
Chloride: 111
Lactaat: 1.2